Onderweg betekende in dit geval een reis van ruim 30.000 kilometer. Ik logeerde in 83 verschillende hotels zonder minimale ster en verbleven voor korte of wat langere tijd in negentien verschillende huizen, variërend van luxe villa’s aan goddelijke meren tot kelderruimtes waar spinnen en kakkerlakken het verblijf tot een hel maakten. Ik noteerde onderweg 65 busritten die langer dan een uur duurden, sommige zelfs 36 en 48 uur. Plus nog eens vijftien boottochten en twaalf vliegreizen. Twee staatsgrepen maakte ik mee, eerst een operette-achtige overname van de macht in Suriname, nadien een klassieke staatsgreep - de 89ste - in Bolivia. Ik zag onderweg slangen, krokodillen, vogelspinnen, kolibries, giftige kikkers, zoetwaterdolfijnen, brulapen en groengele papegaaien. Ik ruilde boerenkool in voor tortilla’s en salteña’s. En voortdurend vertoefde ik dichtbij de Styx, de klassieke rivier die afscheiding tussen deze en de andere kant van het leven symboliseert.
Kwam ik onderweg banaliteiten tegen, waarover de Franse antropoloog Lévi-Strauss ooit schreef, die zich op wonderbaarlijke wijze als onthullingen openbaarden? Wat ik tegenkwam waren werkelijkheden die ik nog niet eerder had ondergaan. Ineens moest ik me afvragen wat werkelijkheid en wat verbeelding was. 'De realiteit is vaak extravaganter dan het denkbeeldige' zou de Chileense schrijfster Isabel Allende mij veel later eens zeggen toen ik haar tussen twee romans interviewde. ‘Latijns-Amerika’, zo zei ze, ‘is een continent waar tenslotte de vreemdste dingen kunnen gebeuren, waar een orkaanwind plotseling kan veranderen in een natuurramp waarin grote piano's, zwangere koeien en bomen vol apen en papegaaien worden opgetild.’
Ik ontdekte onderweg een leven dat ik nog niet kende. Andere culturen, vreemde religieuze rituelen, afwijkende tradities, andere realiteiten. Daarover moet ik maar eens een boek gaan schrijven.